Ondernemend handelen: hoe maak je er werk van in je opleiding?

Waarom is ondernemend handelen relevant voor je opleiding? 

Ondernemend handelen leunt dicht aan bij de 21st century skills als creativiteit en innovatie, probleemoplossend denken en het vermogen om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden. Een ondernemende houding bereidt studenten voor op een toekomst met nieuwe types jobs, nieuwe noden en problemen. 

Ook de Vlaamse overheid verwacht in haar Codex Hoger Onderwijs dat afgestudeerde bachelors getuigen van ondernemend handelen en dat afgestudeerde masters voldoende moeten zijn ingelicht over ondernemerschap als mogelijk carrièrepad. Ook het UGent-competentiemodel zal die ondernemende competenties opnemen. De UGent verwacht van haar opleidingen dat ze die verder concretiseren in hun opleidingscompetenties en opleidingsprogramma. Omdat ondernemingszin ook een sleutelcompetentie zal worden in het secundair onderwijs, zullen de kennis en vaardigheden van instromers rond ondernemerschap toenemen. Opleidingen moeten die kennis verder verankeren.

Wat verstaat de UGent onder ondernemend handelen? 

De UGent houdt de term ‘ondernemend handelen’ aan als leerresultaat voor het hoger onderwijs, in navolging van de Vlaamse overheid. In de literatuur vind je naast ondernemend handelen vooral de termen ‘ondernemerschap’ en ‘ondernemingszin’ terug.

  • Volgens de definitie uit het Actieplan Ondernemend Onderwijs 2015-2019 van VLAIO gaat ondernemerschap over het opstarten van een eigen zaak en alle daarop volgende fases die een ondernemer met zijn of haar onderneming kan doorlopen (continueren, groeien, herstarten, …) binnen een brede waaier aan sectoren, zowel binnen de private als de non-profit sector. Wie ondernemerschap stimuleert in een opleiding leert studenten de nodige kennis, vaardigheden en attitudes om een of meer van die fases te doorlopen.
  • Ondernemingszin is een veel ruimer begrip, en wordt dan ook veel vaker naar voor geschoven als een essentieel leerresultaat voor studenten. Ondernemingszin wordt gedefinieerd als het vermogen om initiatief te nemen, ideeën in een bepaalde context te ontwikkelen, doorzettingsvermogen, verantwoordelijkheidszin, durf, creativiteit en zelfsturing waarmee mensen ideeën in daden omzetten. Het omvat dus ook het plannen en beheren van projecten om doelstellingen te kunnen verwezenlijken. Ondernemingszin wordt gezien als een noodzakelijke voorwaarde voor ondernemerschap.
  • De uiteindelijke term in de codex Hoger Onderwijs is ondernemend handelen, die benadrukt dat het gaat om gedrag dat studenten vertonen. De Vlaamse Overheid erkent de eigenheid van het brede scala aan opleidingen en verwacht dat hoger onderwijsinstellingen of opleidingen voor zichzelf bepalen of ze willen inzetten op ondernemingszin of ook op ondernemerschap (zie resultaten Forum Ondernemend Hoger Onderwijs).  UGent volgt deze redenering en laat opleidingen zelf bepalen hoever ze hierin willen gaan, al moet aan de competenties in het UGent-competentiemodel wel voldaan worden. 

Hoe vertaal je ondernemend handelen in opleidingscompetenties?

Wat zegt het UGent-competentiemodel over ondernemend handelen?

Elke opleiding moet voldoen aan het UGent-competentiemodel. Dat zal drie elementen vermelden over ondernemend handelen:

  • Alle bachelorstudenten moeten ‘getuigen van ondernemend handelen’. Dat is een verplichting voor alle opleidingen. 
  • Alle masterstudenten moeten geïnformeerd worden over de invulling van een ondernemersjob en de relevante ondernemerswetgeving. Het gaat eveneens om een verplichting voor alle opleidingen.
  • Optioneel kunnen masteropleidingen ervoor kiezen om ‘zelfstandig ondernemend handelen’ toe te voegen aan de competenties.

Elke opleiding moet die UGent-competenties naar concretere opleidingscompetenties vertalen. Opleidingen ontwikkelen dus best een visie op:

  • welke aspecten van ondernemend handelen belangrijk zijn voor de specificiteit van zowel de opleiding zelf, als het werkveld waarin afgestudeerden terechtkomen.
  • hoe ze die aspecten van ondernemend handelen integreren in onderwijs- en leeractiviteiten.
  • hoe ze die aspecten van ondernemend handelen zullen toetsen.

Hoe bepaal je de relevante ondernemende competenties voor jouw opleiding?

Elke opleiding moet relevante aspecten van ondernemend handelen selecteren en omzetten in ondernemende opleidingscompetenties. Laat je daarbij leiden door deze vragen:

  • Wat wordt er aan het einde van een opleiding van afstuderende studenten verwacht? Voor elke student is het sowieso belangrijk dat er bepaalde kennis aanwezig is (zoals bv. vereisten voor de uitoefening van het beroep als zelfstandige of vrije beroeper indien aanwezig), maar ook dat de student de juiste handelingen kan uitvoeren en weet waar hij terecht kan voor verdere ondersteuning.
  • Wat verwacht het werkveld van afgestudeerde studenten? Moeten studenten binnen een bestaande context kunnen inspelen op nieuwe mogelijkheden en wensen van klanten? Starten ze soms een eigen zaak? Of gaan ze aan de slag als vrij beroeper? 
    • In verschillende opleidingen bijvoorbeeld, komen de afgestudeerden terecht in een ontwikkelingsfunctie. Ze werken in, of staan aan het hoofd van een R&D-afdeling, ontwikkelen nieuwe producten of diensten, of werken vaak samen met klanten. Dat gebeurt in de context van een bestaand bedrijf of organisatie, maar toch is het belangrijk dat de studenten ondernemende vaardigheden leren zoals op noden van klanten inspelen, businessopportuniteiten inschatten, netwerken, … Voor deze studenten is vooral ondernemingszin belangrijk.
    • Daarnaast zijn er ook een aantal opleidingen waar afgestudeerden een eigen bedrijf starten, een zelfstandige praktijk uitbouwen of freelance gaan werken. Denk maar aan studenten uit de (para)medische opleidingen zoals Revalidatie en kinesitherapie, maar net zo goed aan studenten Taal- en letterkunde die redactiewerk verrichten als bijberoep. De studenten uit deze opleidingen zijn gebaat bij het verwerven van ondernemerschapsvaardigheden in functie van het opstarten van een eigen bedrijf. Vaak is er voor deze bedrijven (bv. paramedische praktijken) specifieke wetgeving (zoals bv. autonoom handelen, behandeling patiëntendossiers, vrije beroepen, erkenningen, …).

Voorbeelden van keuzes die opleidingen rond ondernemend handelen maken, zijn:

  • In de ‘Master of Science in de bio-ingenieurswetenschappen: levensmiddelenwetenschappen en voeding’ leren de studenten hoe ze een eigen voedingsproduct kunnen uitwerken en moeten ze daar een bijhorend financieel plan voor kunnen maken. Dat is relevant voor deze studenten, omdat zij later vaak verantwoordelijk zijn voor beslissingen over nieuwe producten die in het gamma komen en ze dus ook de bijbehorende financiële kant moeten kunnen begrijpen. 
  • In de ‘minor Bio-inspired innovation and sustainability’ bij de masterstudenten Biologie ligt de focus dan weer op innovatie en de verwerking van biologische eigenschappen in een nieuw product. Daar wordt dieper ingegaan op het ontwerpproces en minder op de financiële kant. 

Wat zijn voorbeelden van ondernemende competenties?

De Europese Commissie heeft een zeer uitgebreide tool (Entrecomp) ontwikkeld om competenties rond ondernemingszin en ondernemerschap vast te leggen, en dit van starters- tot expertniveau. Je vindt er niet enkel relevante thema's en onderwerpen van competenties, maar ook uitgeschreven competenties op verschillende niveaus. Ook op de website van VLAIO vind je nog enkele links.

Voorbeelden van ondernemende eindcompetenties zijn:

  • Verschillende technieken gebruiken om innovatieve ideeën te testen bij eindgebruikers en klanten (inclusief interviews en prototypes).
  • Efficiënt communiceren van de meerwaarde van de waarde creërende activiteit naar stakeholders met verschillende achtergronden.
  • Inzicht hebben in de bouwstenen van een business model.
  • De belangrijkste succesfactoren voor een startende onderneming begrijpen.
  • De impact begrijpen van verschillende types ondernemerschap (sociaal ondernemerschap, academisch ondernemerschap, groeigericht ondernemerschap) op de maatschappij is.
  • Zelfstandig kunnen analyseren van een bestaand business plan.
  • Een innovatieproces kunnen analyseren, synthetiseren en beheren.
  • Projectmethodes toepassen die innovatieprocessen ondersteunen.
  • Inzicht hebben in de relevante wetgeving gelinkt aan de uitoefening van het beroep als ondernemer.
  • Nut van innovatie en vernieuwing zien en begrijpen in de maatschappij.

Hoe werk je aan ondernemend handelen in onderwijs- en leeractiviteiten?

Welke onderwijs- en leeractiviteiten rond ondernemend handelen bestaan er al?

Er zijn verschillende mogelijkheden om ondernemende competenties binnen een opleiding aan bod te laten komen. Voor je kiest uit de verschillende opties, kijk je best naar wat er al bestaat op de verschillende niveaus.

Op niveau van de universiteit

De UGent heeft vier universiteitsbrede keuzevakken die studenten in hun curriculum kunnen integreren, van 3 tot 4 studiepunten.

Deze keuzevakken staan open voor studenten uit alle opleidingen (ook als de studiefiche dat nog niet vermeldt), vereisen weinig tot geen voorkennis en omvatten een brede waaier aan vaardigheden en kennis. 

Op niveau van de faculteit

Laat je inspireren door andere opleidingen binnen je faculteit die al bezig zijn met ondernemend handelen. Zet iets gelijkaardigs op poten of sluit je aan bij andere opleidingen – ondernemend handelen is een uitstekend topic om multidisciplinair te benaderen:

  • Werk samen met opleidingen (en hun studenten) waarvan afgestudeerden in het werkveld vaak samenwerken met afgestudeerden uit jouw opleiding, bijvoorbeeld studenten chemie uit de faculteit Wetenschappen, burgerlijk of industrieel ingenieurs chemie en bio-ingenieurs chemie. 
  • Werk samen met opleidingen (en hun studenten) uit een ander domein. Bij ‘Productinnovatie in de levensmiddelenindustrie’ werken de studenten bio-ingenieur samen met studenten handelswetenschappen om een nieuw voedingsproduct op de markt te brengen. 

Op niveau van de opleiding

Kijk vooral ook naar de projecten en vakken die je opleiding al aanbiedt. Vaak kunnen die met een beperkte inspanning bijkomende ondernemende competenties bevatten. Laat je leiden door deze vragen:

  • Zijn er op opleidingsniveau al specifieke competenties rond ondernemerschap? Zo ja, in welke vakken / projecten komen die nu al tot uiting?
  • Zijn er op opleidingsniveau al generieke competenties die zeer nauw aansluiten bij ondernemerschap, bijvoorbeeld innovatieve vaardigheden, zelfstandig handelen, …? Zo ja, in welke vakken / projecten komen deze nu al tot uiting?
  • Zijn er in je opleiding professoren, assistenten, onderzoekers of andere medewerkers die reeds enige expertise of kennis hebben rond ondernemerschap? Zijn er oud-medewerkers die een eigen bedrijf hebben? Zo ja, ken je die personen en kan je hun ondernemerschap in kaart brengen?
  • Zijn er al vakken of projecten met ondernemingszin? Denk aan een projectwerk met een maatschappelijk resultaat of masterproeven die naast het onderzoek ook de praktijk in trekken door bijvoorbeeld de ontwikkeling van een product of dienst.

Hoe bouw je een leerlijn ondernemend handelen op?

Ondernemend handelen aanleren doe je best gespreid over het curriculum waarbij je de complexiteit van de competenties opbouwt. Je zet dus best een leerlijn op waarbij er voldoende mogelijkheden zijn voor de studenten om de competenties stapsgewijs te verwerven. Hou hierbij zeker het principe van constructive aligment in het oog: wat wil je bereiken, hoe ga je dat aanleren en hoe ga je dat toetsen.

Hou er rekening mee dat er eerst een deel kennis moet opgebouwd worden, dat er oefenmomenten aanwezig moeten zijn en dat dat dan uiteindelijk in ondernemend gedrag kan resulteren. Omdat  ‘getuigen van ondernemend handelen’ een competentie is op bachelorniveau moet je dit tijdens de eerste drie bachelorjaren zien te realiseren.

Welke werkvormen zijn het meest geschikt voor ondernemend handelen?

Welke werkvorm het meest geschikt is, is sterk afhankelijk van het doel dat je wil bereiken. Ondernemend handelen toont zich vaak in het gedrag, waarvoor praktische werkvormen voor de hand liggen, maar ook andere werkvormen zoals hoorcolleges, online leerpaden, zelfstudie,… zijn mogelijk. 

Projectwerk

Projectwerk is dé werkvorm bij uitstek om ondernemingszin (en ondernemerschap) aan te leren. Veel ondernemende competenties leer je immers door te doen. 

  • In vele gevallen kan je het projectwerk combineren met vakspecifiek projectwerk, zoals ‘Ondernemen met chemie’, waar de studenten hun chemische kennis toepassen op een (maatschappelijk) probleem dat moet opgelost worden. Ze werken hiervoor ook een beperkt businessmodel uit.
  • Het projectwerk kan zelfstandig of in groep gebeuren. In de meeste gevallen gaat het om groepswerken. Een ondernemend project start je namelijk zelden alleen. In het ideale geval zijn de groepen multidisciplinair. 
  • Overweeg om een aantal competenties te combineren in een projectvak, zoals de competenties voor maatschappelijke impact en duurzaamheidscompetenties. Werk bijvoorbeeld rond een opdracht uit het werkveld of van een maatschappelijke organisatie. Ben je op zoek naar uitdagingen waarvoor de studenten een probleem kunnen bedenken? DO! (Durf ondernemen!) lanceert elk jaar een oproep om organisaties en vakken te koppelen.  

Case studies

Onvoldoende ruimte voor een project? Kies dan voor case studies (ook wel: casusonderwijs). Daarin oefenen studenten bepaalde vaardigheden in op een fictieve of realistische businesscase. Het is echter niet altijd eenvoudig om aan een goede case study te raken.

Gastsprekers

  • Gastsprekers zijn een heel kleine maar waardevolle ingreep om studenten met ondernemerschap in contact te laten komen. De gastsprekers zijn bij voorkeur afgestudeerden uit de opleiding en/of zijn ondernemer of intrapreneur in een gebied gelinkt aan de opleiding. Link dit eventueel aan een bedrijfsbezoek. Misschien is er wel een (oud) student-ondernemer uit de opleiding die eens wil getuigen?
  • Je kan studenten ook zelf iemand laten zoeken van wie ze een interview afnemen of mee gaan praten. Zo wakker je hun ondernemingszin nóg meer aan. 

Welke extracurriculaire ondersteuning bestaat er voor ondernemend handelen?

De studententijd is ideaal om te experimenteren en ook te ondernemen. De meeste studenten hebben tijdens deze periode nog niet veel te verliezen en ook de financiële voordelen maken ondernemen als student zeer aantrekkelijk. Studenten die echt aan de slag gaan als zelfstandige kunnen dan ook gebruik maken van twee statuten om hen hierbij te ondersteunen.

  • Statuut Student-Ondernemer van de Universiteit Gent: Dit statuut helpt student-ondernemers om studeren en ondernemen te combineren en is een intern speciaal statuut. 
  • Statuut Student-Zelfstandige van de Vlaamse Overheid: Dit statuut zorgt ervoor dat studenten op een financieel voordelige manier kunnen ondernemen tijdens hun studies en hier een zakcentje aan kunnen overhouden net zoals bij een traditionele studentenjob. 

Daarnaast kunnen deze studenten terecht bij DO!, waar ze geholpen worden om verder te gaan met de ideeën die ze in de vakken hadden, of een compleet nieuw idee. DO! heeft een breed aanbod aan extracurriculaire ondersteuning waar student gratis gebruiken van kunnen maken zoals coaching, events, netwerk, pre-acceleratietraject Expedition DO!, … Wil je dit aanbod bekend te maken in jouw opleiding, neem dan gerust contact op via durfondernemen@ugent.be

Hoe toets je ondernemend handelen?

De evaluatie van ondernemende competenties vraagt om aandachtspunten op zowel opleidings- als opleidingsonderdeelniveau. Terwijl de opleiding zich vooral richt op het totaalplaatje van het toetsen van ondernemende competenties, zijn het de opleidingsonderdelen waarin (aspecten van) de ondernemende competenties concreet getoetst worden. 

Hoe toets je ondernemende opleidingscompetenties op opleidingsniveau?

  • Concretiseer in de toetsvisie van de opleiding welke aspecten van ondernemende competenties je echt formeel wil toetsen. Aan andere aspecten kan je natuurlijk aandacht besteden zonder formele toetsing.
  • ‘Getuigen van ondernemend handelen’ is een competentie die duidt op een bepaalde vaardigheid die moet ontwikkeld en getoetst worden. Gedurende de opleiding voorzie je voldoende oefenmomenten waarop je de kennis, vaardigheden en attitudes rond ondernemend handelen aanleert, bijvoorbeeld in een leerlijn; de formele evaluatiemomenten kan je aan het einde van de opleiding leggen. 
  • Elke ondernemende opleidingscompetentie moet minimaal tweemaal getoetst worden binnen de opleiding. Een handig instrument om na te gaan of dat gebeurt, is de competentiematrix. Die brengt nauwgezet in kaart binnen welke opleidingsonderdelen, hoe en welke aspecten van bepaalde opleidingscompetenties voorkomen binnen de onderwijs- en leeractiviteiten én toetsing van de opleiding in zijn geheel. Immers: de opleidingscompetenties worden concreter vertaald in eindcompetenties van opleidingsonderdelen; de leerkansen om de opleidingscompetenties te verwerven worden aangeboden in de onderwijs- en leeractiviteiten van opleidingsonderdelen; en ook de toetsing van de opleidingscompetenties gebeurt via de evaluatie van de eindcompetenties van opleidingsonderdelen.
  • Zet een geschikte mix aan evaluatievormen in om het brede scala aan ondernemende competenties te evalueren doorheen de opleiding. Voorbeelden vind je verderop.
  • Stem het evalueren van ondernemende competenties binnen de opleiding af. Opleidingen met een leerlijn ondernemend handelen bouwen die competenties gradueel in doorheen de opleiding en stemmen de evaluatie ervan automatisch onderling goed af. Heeft een opleiding geen leerlijn? Dan kunnen de evaluaties op elkaar worden afgestemd via een gezamenlijke set aan evaluatiecriteria of een rubric in verschillende projecten of opleidingsonderdelen.

Hoe toets je ondernemende eindcompetenties in een opleidingsonderdeel?

  • Neem de eindcompetenties als vertrekpunt voor de toetsing. Wat wilde je bereiken met het opleidingsonderdeel? Die doelstellingen zijn meteen de eindcompetenties.
  • Kies (een) geschikte evaluatievorm(en) voor die competenties die je wil toetsen.
    • Wil je evalueren of studenten kennis hebben over verschillende manieren om een ondernemend project aan te pakken? 
    • Of wil je eerder evalueren of studenten de ondernemende competenties ook kunnen toepassen?
  • Gebruik heldere evaluatiecriteria of rubrics om vaardigheden en attitudes te toetsen. Maak daarin duidelijk, zowel voor student als beoordelaar, wat de ondernemende competenties inhouden, wat je van hen verwacht als je hun creativiteit wil toetsen dan wel hun vermogen om verschillende bronnen aan te spreken voor de uitwerking van hun idee. 
  • Beslis of je het product, het proces, de reflectie of een combinatie daarvan wil evalueren. Het proces kan je toetsen door een portfolio bij te houden van de stappen in het proces, al dan niet gekoppeld aan reflectie. Gebruik ook voor al die beoordelingscomponenten heldere evaluatiecriteria.
  • Voorbeelden van geschikte evaluatievormen zijn:
    • De studenten pitchen hun product en bedrijf dat ze ontwikkeld hebben voor een jury. De jury bestaat dan vaak uit de lesgevers, één of meerdere ondernemers en/of iemand van DO!.
    • De studenten dienen een business plan in waarin ze hun bedrijf en activiteiten beschrijven. 
    • De studenten geven een presentatie waarin ze hun leerproces en leerervaringen toelichten.
    • De studenten maken een reflectieverslag over één of meerdere aspecten die ze geleerd hebben tijdens het vak. 
    • De studenten stellen hun projecten voor op een finale beurs waarbij een externe jury die projecten beoordeeld.
    • De studenten maken tussentijdse presentaties waarmee lesgevers de vooruitgang van het project en de mijlpalen controleren.
    • De studenten maken een promofilmpje om hun product voor te stellen.
    • De studenten maken een blogbericht over het proces dat ze doorlopen hebben om van idee tot product te komen.

Meer weten?

Lees de bronnen waarop deze onderwijstip is gebaseerd:

 

UGent-Praktijken

Laatst aangepast 9 februari 2022 14:25